Het verhaal van Trude
Het is misschien al wel 15 jaar geleden, op mijn eerste werkplek, waar ik dan werkzaam ben als activiteitenbegeleider. Trude zit elke dag op haar eigen plekje in de sta-op-stoel in een hoek van de gezamenlijke huiskamer. Ze is dementerend, staart voor zich uit en is in haar eigen wereldje verzonken. Vaak kom ik even bij haar zitten, pak haar hand. Dan praten we. Over Amsterdam. En over haar (al lang volwassen) jongens. Dat ze wel op tijd de aardappelen moet schillen, omdat ze straks alweer uit school komen. Vandaag heb ik dienst op haar huiskamer. Trude's reacties zijn traag en ver weg. Dat valt me op en ik hou haar extra in de gaten. Tijdens de activiteiten komt er niet veel uit, maar ze zit er vredig bij. Ik vraag de verzorging wel even naar haar te kijken. Zij doen de controles en zien ook een verlaagd bewustzijn, maar geen reden tot alarm. Soms zijn mensen die dieper dementeren wel eens een dagje wat “verder weg” dan op andere dagen. Tegen de avond zie ik verandering. Trude krijg een grauwe kleur op haar gezicht. Ik vertrouw het niet en roep de verpleegkundige erbij. Ze lijkt langzaam uit het leven weg te glijden. De verpleegkundige belt volgens het dan geldende protocol 112 en stelt de familie op de hoogte. Ik blijf bij Trude, hou haar hand vast. Een collega neemt de medebewoners mee naar de naastgelegen huiskamer voor een kopje koffie. Er is geen stress, geen paniek. We grijpen niet in, in de tussenliggende tijd. Reanimeren is in haar slechte fysieke toestand een zinloze levensverlengende handeling. De kans dat ze een reanimatie overleeft is minimaal en áls ze dat al doet is de kans op grote hersenschade aanzienlijk. Terwijl ze nu juist rustig en vredig aan het sterven is, op haar vertrouwde plekje, in haar eigen stoel. Ze is niet benauwd, niet angstig. Eigenlijk bestaat er bijna geen mooiere manier om dood te gaan. Maar dan arriveert het ambulanceteam. In die tijd is een niet-reanimeren beleid nog niet zo vanzelfsprekend bespreekbaar en bij veel bewoners is onduidelijk wat ze willen wanneer een dergelijke situatie zich voor zou doen. Het protocol luidt; altijd reanimeren tenzij er uitdrukkelijk duidelijk is dat de patiënt dat niet wil. Bij Trude zijn hierover geen duidelijke afspraken in het zorgdossier en dus doet het ambulancepersoneel wat ze móeten doen. Ze leggen haar op de grond, knippen haar blouse open en beginnen te reanimeren en te beademen. Daar ligt ze dan, met blote borsten op de koude harde grond. "Mensonterend" schiet er door mijn hoofd. Trude overlijdt later alsnog, onderweg naar het ziekenhuis. Zonder het vertrouwde personeel of haar jongens bij zich. Reflectie Ik ben het nooit vergeten. Als team vroegen we ons af; hadden we moeten reanimeren? Of hadden we haar rustig moeten laten sterven? Moet je altijd alles uit de kast halen om het leven te verlengen? Hadden we af moeten wijken van het protocol en geen ambulance moeten bellen? En hoe dient de communicatie hierover met de familie dan te verlopen? Is een “altijd reanimeren,tenzij – “ beleid wel op zijn plek in het verzorgingshuis? Moet het niet andersom zijn? “Niet reanimeren, tenzij –“? Het is een discussie die op dat moment niet op zichzelf staat, maar waar landelijke aandacht voor is. Rode en groene hartjes Tegenwoordig staat er in elk zorgdossier (in ons geval met een rood of groen hartje op de eerste pagina) gelukkig heel duidelijk aangegeven of iemand wel of niet gereanimeerd wil worden. Met elke bewoner of diens familie wordt een gesprek gevoerd over de mogelijke gevolgen. Zodat er een afgewogen keuze kan worden gemaakt. Velen kiezen er nu dan ook voor om níet meer gereanimeerd te willen worden. Groene hartjes (wél reanimeren) zie ik zelden. Een vooruitgang? Ik denk het wel. Wat had ik Trude destijds toch een rustige en vooral menswaardige dood gegund, in haar eigen veilige luie stoel.
0 Comments
Vrijdagavond. 18:30 uur
Mijn weekend is eigenlijk al lang begonnen, maar ik sla het portier van mijn auto nu pas achter me dicht op de parkeerplaats voor het woonzorgcentrum. Ik haal diep adem, vloek hartgrondig in de veilige omgeving van mijn auto en voel de tranen branden. “Het is zo oneerlijk!” Het schiet door mijn hoofd, ik kan het niet tegen houden. Er wonen hier allerlei mensen voor wie het leven lang genoeg geduurd heeft. Die zonder omhaal uitspreken dat het mooi geweest is. Maar voor Fanny niet. Fanny wil leven! Ze heeft nog zoveel te doen, ze geniet nog zo van alle kleine dingen. Maar de kanker haalt haar in. Het is te laat. Ik was te laat. Nog één keer naar zee Ik voel me schuldig. Vorige week ging ik met een groep bewoners een dagje uit. Met een grote rolstoelbus naar Bergen aan zee. Het was een prachtige dag, iedereen genoot. Fanny had zich opgegeven, maar 2 dagen voor de trip, was ik het gesprek met haar aangegaan. Ze wilde dolgraag mee, maar de lange dag zou teveel voor haar zijn. Ze kon alleen nog maar op bed liggen, was benauwd en erg moe. Ze was teleurgesteld, maar het ook met me eens dat het niet zou gaan lukken. We spraken af dat ik ging kijken of ik haar laatste wens -nog één keer naar zee- op een andere manier zou kunnen vervullen. Misschien met behulp van de Stichting Ambulancewens? Fanny’s ogen waren gaan glimmen bij het idee. Ik nam me voor dit plan te laten slagen. Drie keer opnieuw opende ik het opgave formulier op de website, maar ik had gegevens nodig van de verzorging. Gegevens waar ik niet bij kon. Ik werkte op andere locaties, stelde het regelen uit. Vanmiddag was het eindelijk gelukt. Alles was rond. Zondag zou ze gaan. Naar Zandvoort, met haar dochter en kleindochters. Opgetogen had ik het haar verteld. De tranen stonden in haar ogen. Ze was zo ontzettend blij! Vrijdagmiddag 17:30 uur Tijd om naar huis te gaan. Ik pak mijn jas, maar leg hem weer neer. Ik loop mijn kantoor uit, naar de kamer van Fanny. Met de bedoeling haar nog even een hele fijne dag te wensen zondag. Maar ook met een vreemd onderbuik gevoel. Ik móet er gewoon even heen. Als ik op haar kamer kom, schrik ik. Fanny is bleek en hapt naar adem. Ze is ontzettend benauwd. “Het spijt me lieverd” zegt ze tegen mij. “Dit kan zo niet, ik wil niet meer. Ik kán niet meer”. Ik pak haar hand. Zie dat praten haar veel energie kost. “Het is oke", zeg ik. “Geen zorgen om zondag. Als het niet gaat, dan gaat het niet. Zo simpel is het". Ze knikt dankbaar naar me. In stilte blijf ik een tijdje bij haar zitten. Woorden zijn niet nodig. Als ik op de zusterpost kom, durf ik de vraag bijna niet te stellen. Hoe schatten zij de situatie in? “Fanny gaat zondag echt niet naar zee” zegt broeder Mitch overtuigd. De moed zakt me in mijn schoenen. Zuster Janice legt me uit dat ze alle medicatie geprobeerd hebben. Er is al contact met de arts, maar het ziet er somber uit. De situatie is in een paar uur tijd ineens verslechterd. Tegen beter weten in, hopend op een klein wonder, druk ik ze op het hart pas zondagochtend te besluiten of ze het uitstapje wel of niet door laten gaan. Zondagavond, 21:30 uur. Het weekend is weer bijna voorbij. Ik ga naar bed en kijk op mijn werkmobiel om te zien wat er de komende week op mijn programma staat. Er verschijnt een WhatsAppje in mijn beeldscherm en ik krijg overal kippenvel. Wederom tranen in mijn ogen. Het is Nadia, de EVV’er van Fanny. “Hee kanjer, Fanny heeft genoten vandaag. Ze heeft haar voeten laten wapperen in de zeewind en dicht bij de zee gestaan. Het was een topdag, dankjewel.” Met speciale dank aan Stichting Ambulancewens en hun vrijwilligers. Jullie maken het uitkomen van laatste wensen heel bijzonder. Namen gefingeerd. |
In het kortLaura, 38, werkzaam in de intramurale ouderenzorg sinds 2004 als activiteitenbegeleider, dagbestedingscoach en duizendpoot in allerlei projecten. Na 3 jaar als sociaal agoog, nu teammanager zorg. Archieven
July 2023
Categorieën |